Abraham de Haen

 

 

Inhoudsopgave
Abraham de Haen

Schatkamer Der Nederlandsse Oudheden

De Schatkamer der Nederlandsche Oudheden is in 1711 uitgegeven in Amsterdam, Bij Pieter de Coup, Boekverkoper in de Kalverstraat, in Cicero.

Het titelblad vermeld:

Lud. Smids, M.D.
Schatkamer Der Nederlandsse Oudheden of Woordenboek Behelsende Nederlands
Steden en Dorpen, Kasteelen, Sloten en Heeren Huysen, Oude Volkeren, Rivieren, Vermaarde Luyden in Staat van Oorlogh, Oudheden, gewoontens en Lands wysen.
Versierd met LX Verbeeldingen, van soo gehele als vervallene Heeren Huysen, Sloten en Kasteelen, meerendeels geteekend door Roeland Rochman. Neevens een Blaswyser, in de gedaante van een Land-Chroyk.

Ludolf Smids
Ludolf Smids werd op 13 juli 1649 te Groningen geboren. Hij was vroeg wees. In 1665 werd hij in Antwerpen op school gedaan en twee jaar later naar een klooster in Westfalen gestuurd. In 1670 ging hij eerst in Groningen en daarna in Leiden studeren, in welke plaats hij in 1673 in de geneeskunde promoveerde. Hij ging toen terug naar Groningen, waar hij in 1674 trouwde met Maria van Tinga, die in 1692 overleed. In die jaren daarna ging hij van de Roomse naar de Hervormde godsdienst over en sloot een tweede huwelijk met de protestantse Anna de Groot. Dat is hem door familie en vrienden kwalijk genomen. Waarschijnlijk daarom verhuisde hij in 1695 naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood toe als geneesheer gewerkt heeft. Hij hield zich echter veel meer met toneeldichtkunst en oudheidkunde bezig. Daardoor was hij, zoals Kok1 het omschrijft, zeer gezocht en bemind bij alle liefhebbers van wetenschappen. Maar na een feestje met hen in de herberg De Keizerskroon viel hij ongelukkig van de trappen en bezeerde zich zodanig, dat hij enkele dagen later, op 7 mei 1720, overleed. Hij bleef kinderloos.

Tot de kennissenkring van Smids behoorden ook vader en zoon Andries en Gerrit Schoemaker. Van vader Andries kreeg hij een aantal tekeningen2 die hij voor de Schatkamer gebruikte. Schoemaker had dus voor of in 1711 al een topografische verzameling, wat opmerkelijk is omdat hij zich toen voorzover bekend alleen nog maar met penningen bezig hield. Voor zoon Gerrit schreef Smids op diens bruiloft op 27 mei 1714 een huwelijkszang. Een gezamenlijke kennis was Claas Bruin, voor wiens in 1716 verschenen Kleefsche en Zuidhollandsche Arkadia Smids de geschiedkundige aantekeningen maakte. Abraham de Haen was pas dertien jaar toen Smids overleed en heeft hem waarschijnlijk niet gekend. Door zijn latere contact met Andries Schoemaker heeft hij ongetwijfeld wel veel over hem horen spreken.

Smids was ongetwijfeld een geleerd en werkzaam man. Hij heeft verschillende gedichtenbundels en toneelspelen op zijn naam staan en ook over geneeskundige onderwerpen gepubliceerd. Als dichter was hij middelmatig en zijn toneelwerk, hoewel soms meermalen herdrukt, heeft geen blijvende indruk gemaakt. Op historisch gebied gaf hij zowel bewerkingen en vertalingen als eigen werk uit. Hij maakte de aantekeningen bij de Kleefsche en Zuidhollandse Arcadia van C. Bruin, dat in 1916 gepubliceerd werd. Zijn bekendheid verwierf hij echter met zijn in 1711 verschenen Schatkamer. In 1721 kwam er een uitgave met alleen de prenten3 en na Smids dood een volledige herdruk van de Schatkamer, met toevoegingen, in 1737 en 1774.

De Schatkamer
Het boek heeft een bladformaat 117x195 mm; de bladspiegel van de tekstgedeelten is 88 x 155 mm. De 'Verbeeldingen' bestaan uit 60 kopergravures van Jacobus Schijnvoet, in een kader van ongeveer 130 x 170 mm en gedrukt op een bladformaat van 194 x 200 mm. Deze zijn één maal gevouwen en met een strook papier in het boek geplakt. Al met al bevat dit boek uit 1711, behalve de ingeplakte prenten, 448 pagina's, met een 'voorgedeelte' van 20 pag., een eigenlijk tekstgedeelte van 402 pag. en een uitvoerige 'Bladwyser' van 26 pag. Het is dus een klein en dik boek.

Het boek begint met rechts een titelprent van Schijnvoet en links daarvan een verklaring, waarna de in zwart en rood gedrukte titelpagina volgt. Het boek is opgedragen aan Christiaan van Hoek, waarover straks meer. Dan volgt het VOOR-BERICHT van de schrijver, waarvan we enkele alinea's reproduceren.

    'Daar sal, daar moet dan iets weder geschreven worden; want dat is, gelyk het blykt, in my en veel andere, een noodlottige dwaasheid, ja een onafkeerlyke raserny en dulligheid.(...)'

    'Wat is 'er dan (...) bij u op te dissen? Altoos niets nieuws, maar alles uit de gemelde Schryvers getrokken, en, in de gedaante van een Dictionarium, of Woordenboek, tot een lichaam gebracht. In dit Woordenboek dan, gelyk gy siet, met den titel van SCHATKAMER opgepronkt, sal de Leeser, volgens de rang van het A.B.C. konnen vinden veel oude Volkeren, die Neerland hebben aangedaan en daar in genesteld; allerhande Steden, echter meest Hollandsse, nevens haare Stichtingen, Oudheden en Wisselvalligheden; verscheidene Gewoontes van Trouwen, Lykplichten, Gastmaalen, Oorloogen (...).'

    'Ondertussen heb ik alleen by deeze de Printkonst willen voegen, (...) om gemelde Heeren Huysen, soo verre onse krachten konden reiken, te vereeuwigen; want indien wy deselve niet in Print vertoonden, en op sulk een wijse derselver Gedachtenis bewaarden, wat sou de naneef anders hebben als onnutte droomen, en onnatuirlyke denkbeelden?(...)'

Deze combinatie van 'Woordenboek' en 'Printkonst' is, zij het op bescheiden schaal, wat wij tegenwoordig een encyclopedie noemen. Ze is klein en ééndelig en behandelt maar een beperkt gebied, maar verschijnt op het juiste moment. Gedurende de 17e eeuw was bij de bevolking de belangstelling voor de geschiedenis der Nederlanden toegenomen. In die eeuw, en ook al in de 16e, verschenen verschillende boeken op het gebied van geschiedenis, topografie en de heersende geslachten. Ze beperkten zich grotendeels tot Holland en Utrecht. Maar men wil bij de tekst ook plaatjes zien en omdat de druktechnische mogelijkheden zijn toegenomen verschijnen er boeken met afbeeldingen van stads- en dorpsgezichten, kastelen en adellijke huizen, al dan niet gecombineerd met tekst. Van dat laatste is de Schatkamer een voorloper. Dat er vraag naar dit soort werken was blijkt als in 1725 Abraham Rademaker's Kabinet van Nederlandsche Outheden en Gezigten met 300 'konstplaaten' verschijnt, enkele jaren later gevolgd door een heruitgave met tekst van Brouërius van Nidec en Isaac le Long. Vanaf 1725 beginnen ook een aantal encyclopedische werken van groot formaat en in meerdere delen te verschijnen.

De in de Schatkamer behandelde onderwerpen en de afbeeldingen betreffen vooral Noord- en Zuid- Holland en Utrecht. Verder worden er enkele plaatsen uit Gelderland genoemd en afgebeeld. Smids heeft blijkens zijn aantekeningen veel kastelen zelf bekeken, die hij vergeleek met afbeeldingen die hij bij zich had, en veel literatuur geraadpleegd. Zijn keuze van de stof lijkt echter vrij willekeurig, waarbij we in aanmerking moeten nemen dat hij met zijn boek een pionnier was. Ver buiten het gebied waartoe hij zich blijkbaar beperkt vinden we een afbeelding van de voormalige St. Walburgia-kerk in Groningen, Smids geboortestad. Er staat onder: 'de kerk van Walburgis te Groningen niet meer in weesen is ook wegens haar hogen ouderdom, A 1612, van selven ingestort.' Dat was bijna een eeuw geleden en de tekening is genomen uit een plattegrond van 1652. Smids nam het niet zo nauw. De tekst over Groningen begint met: 'Groningen; myn geheiligd vaderland en hoog gewaardeerde voedsterstad (...)'.

Volgens het titelblad zijn de 'Verbeeldingen' meerendeels geteekend door Roeland Rochman. Hoe dat zo gekomen is, onthult Smids op p. 206, als hij 't heeft over Ouderhoek onder Loenen a/d Vecht, eigendom van Christiaan van Hoek.
'Hier rust het werk van Roelant Roghman: syn Sloten en Adelyke Huysen, in groot plano geteekend in de jaaren 1646, 1647, &c. van de bovengenoemde Heer gekocht alleen om mij; te weten, op dat ik, by ledige tyden, syn E. geselschap houdende, daar mede my mogt vermaaken, en in myn voorgenoomene Schryfstoffe deselve gebruiken'

Vandaar ook dat hij de Schatkamer opdraagt 'Aan den HEER CHRISTIAAN van HOEK / op de / Jaargetyde / van syn / E. geboortedach / den 13 Junii MDCCXI.' Ontdaan van de gebruikelijke plichtplegingen en wijdlopigheid staat er in dat hij hem op diens buitenplaats Ouder Hoek te Loenen aan de Vecht als verjaardagsgeschenk een exemplaar van zijn Schatkamer komt aanbieden. Smids komt er blijkbaar vaak en vergelijkt de verhouding tussen hem en Adriaan van Hoek zelfs met die van knecht en meester en hij noemt hem zijn mecenas. De Van Hoek's wonen ook in Amsterdam en Smids kent ze al geruime tijd, want op p.205 memoreert hij dat hij aan Adriaan's liefe soon, Antoni van Hoek, in het jaar 1701, het Derde Deel der verduitschte Werken van Ovidius heeft opgedragen.

Ouderhoek lag in de streek die wel de 'mennistenhemel' genoemd werd, omdat zo veel rijke Amsterdamse doopsgezinden er zich vestigden. Jacobus Craandijk4 schrijft in 1875 over Ouderhoek. Er is dan alleen nog maar een boerderij van die naam, maar uit zijn geestesoog geeft hij een uitvoerige beschrijving van hoe het geweest is: het huis, de prachtige tuinen en het schitterende uitzicht op de Vecht. Hij ontleende zijn gegevens vooral aan De Zegepralende Vecht, verschenen in 1719, met dichtwerk van Claas Bruin, en aan Smids Schatkamer. In de Zegepralende Vecht staan zes afbeeldingen van Ouderhoek; als het waar is wat Craandijk hoorde is dat toe te schrijven aan het feit dat de bewoner intekende op zes exemplaren. Vader en zoon Van Hoek beschermden kunst en kunstenaars en verleenden vorstelijke gastvrijheid, waarvoor zij door hen als hun Maecenassen vereerd en bewierookt werden. Ten behoeve van Smids had Christiaan van Hoek de tekeningen van Roghman aangeschaft.

Op p. 266 van de Schatkamer schrijft Smids dat het zijn bedoeling is 'om alle de Huysen en Sloten van Rochman, in dit mijn Werkje, ten minste op te noemen' Daaraan heeft hij niet voldaan. Hij volstaat vaak met de mededeling 'is onder de gesichten van Rochman' zonder er nader op in te gaan of aan te geven of er één of meer tekeningen zijn. Verschillende tekeningen worden niet genoemd of de er op voorkomende kastelen niet behandeld. Uiteindelijk zijn maar ongeveer 30 gravures naar de 149 tekeningen van Roghman gemaakt. Helaas bestaan de andere 30 uit afbeeldingen van minder betrouwbare herkomst. Smids heeft blijkbaar weinig oog gehad voor de documentaire waarde van Roghman's tekeningen en er onvoldoende aandacht aan besteed.

Roeland Rochman
Roeland Roghman
5 werd in 1597 te Amsterdam geboren en is daar op 3 januari 1692 begraven. Hij is niet gehuwd geweest. Volgens Houbraken6 was hij aan één oog blind. Zijn moeder was een Saverij, uit een bekend schildersgeslacht. In de artistieke wereld waarin Roghman verkeerde waren er contacten met o.a. Rembrandt en de uitgever/tekenaar Claes Jansz Visser. Er schijnen familie- en vriendschapsbetrekkingen met de bekende boek- en plaatdrukker dr. Joan Blaeu geweest te zijn.

Naast de reeks kasteeltekeningen bevat zijn oeuvre vooral tekeningen en etsen met bosgezichten en berglandschappen. Meestal schilderachtige plaatsen, waarin bebouwing geen rol van betekenis speelt en die aan de fantasie van de schilder lijken te zijn ontsproten. Een vroege uitgave is de serie Plaisante lantschappen ofte vermakelijcke gesichten na t' leven geteekent door Roeland Roghman en gedruckt bij CJVisscher, geëetst door Geerytruyd Roghman, vermoedelijk tussen 1645 en 1648.

Als twintigjarige, in 1646-1647, maakte Roghman in Holland en Utrecht meer dan 200 tekeningen van ca. 150 kastelen. Wie de opdrachtgever was is niet bekend. Er zijn ook geen oorspronkelijke aantekeningen. We weten niets over zijn onderwerpskeuze en kennen zijn informatiebronnen niet. Ook de reisroute is onbekend. We kunnen slechts constateren dat hij, met als uitschieters Purmerend, Medenblik, Schagen en Oudkarspel, tekende in een ruime kuststrook van Egmond tot het Eiland Voorne, in een breed gebied van Rotterdam langs Merwede en Waal tot Gorinchem en Heusden en langs de Lek tot Wijk bij Duurstede, langs de Hollanse IJssel, de Kromme Rijn en de Vecht en via Doorn tot Amersfoort.

Wat voor reden Roghman ook had om deze afbeeldingen te maken, het resultaat is een serie van oorspronkelijk ca. 247 bladen met kasteeltekeningen van hoge kwaliteit en bijzondere nauwkeurigheid. Dat is voor die tijd zeer opmerkelijk, want topografische nauwgezetheid nog geen vereiste. Het tekenen van kastelen diende geen documentair doel, maar was voorbereiding voor kunstwerken met een andere betekenis. Rochman echter maakte bij beperkte onderwerpkeus (kastelen) een topografisch accurate reeks en neemt daarmee zowel artistiek als functioneel een eigen plaats in. Zijn trefzekere weergave, het vaak imposante karakter van de 'kasteelportretten', de nauwkeurigheid zonder overmaat aan detaillering maken ze tot hoogtepunt van het genre.7

De lijst Bentes.8
In december 1893 zond de Utrechtse gemeente-archivaris mr. S. Muller Fzn aan de directeur van het Rijksprentenkabinet een onaanzienlijk handschriftje. Het bestond uit twee delen, een lijst van kastelen in Holland, Westvriesland en Utrecht en een lijst van tekeningen van Roghmans. Die laatste lijst is de oudste en meest originele bron van de inhoud van Roghmans kastelen-serie. Toen die serie in 1800 met de collectie Ploos van Amstel geveild werd, stond in de catalogus alleen dat ze uit 241 stuks bestond.

Het handschrift van het register is van de bekende Rotterdamse oudheidkundige Cornelis van Alkemade (1654-± 1737). Naast de titel is later geschreven: 'Onder de erfgen. van de hr. Bentes tot Amsterdam'. Een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 6 oktober 1708 biedt een aanknopingspunt. Daarin wordt de verkoop op 16 oktober aangekondigd van 'de fraje en nette bibliotheek van wijlen den Hr. Schepen Hillebrand Bentes, (...); midsgaders omtrent 250 tekeningen van Kasteelen en Adelijke huysen in de Provinties van Holland en Utregt, door Roeland Roghman (...)'8

Hillebrand Bentes was ongehuwd en stierf op 21 februari 1708 op 31-jarige leeftijd. Niemeijer veronderstelt dat Cornelis van Alkemade op een van de tussenliggende dagen de Roghman-tekeningen heeft bekeken en de lijst opgesteld. Waarschijnlijk heeft Arnold Houbraken ze ook gezien, want die schrijft 9: 'My gedenkt een geheel boek met teekeningen gezien te hebben, waar in de meeste Hollandsche stamhuizen, en bemuurde of omwaterde sloten afgeschets stonden.'
Hillebrand had, blijkens de advertentie, meer kunst in huis, waaronder '2 Globen van Bleauw'. Zijn vader, Mr. Albert Bentes (1643-1701) had, in hetzelfde huis als later zijn zoon, ook al een grote bibliotheek bijeengebracht, die verkocht werd op 24 april 1702. Vader Albert had zijn ouders heel vroeg verloren en groeide op onder voogdijschap van een achterneef. Dat was Dr. Joan Blaeu (1596-1673), de beroemde boek- en kaartdrukker. Deze en andere gegevens leiden tot speculaties over de vraag wie Roghmans' opdrachtgever was en met welk doel te tekeningen gemaakt zijn, maar zekerheid daarover is er niet.

De volgorde waarin Cornelis van Alkemade de tekeningen noteerde is willekeurig. De collectie was toen al zo'n zestig jaar oud en blijkbaar lag alles door elkaar. Van Alkemade heeft ze vermoedelijk opgeschreven en genummerd zoals ze er lagen. Gezichten van een en hetzelfde kasteel staan soms op verschillende plaatsen vermeld en soms weer bij elkaar. Ook de nummering en de benamingen kloppen niet altijd. Niettemin kon aan de hand van deze 'lijst Bentes' een groot deel Roghman's kasteeltekeningen gelokaliseerd en beschreven worden.

Jacobus Schijnvoet.
Van Jacobus Schijnvoet weten we weinig meer dan dat hij graveur was en in 't laatst van de 17e en 't begin van de 18e eeuw in Amsterdam woonde. Hij is het meest bekend door het graveren van tekeningen van Roeland Rochman ten behoeve van Smids
Schatkamer. Daarnaast schijnt hij ook in beperkte mate naar eigen tekeningen gegraveerd en uitgegeven te hebben. In Claas Bruin's Kleefse- en Zuid-Hollandsche Arkadia, waarin Smids aantekeningen maakte, staan een door Schijnvoet getekende titel en vignet. Zijn prenten verdienen geen schoonheidsprijs; ze zij hard en droog en vallen op door de grove, rechte of elkaar kruisende lijnen.

Schijnvoet merkte zijn werkstukken meestal met 'J.S.F.' onder de gravure; soms schreef hij in de prent: 'J. Schijnvoet fecit'. Drie prenten in de Schatkamer waren naar zijn eigen schetsen, de Ruine van het Slot te Abkoude, Het Huis te Loenersloot en de Nieuwer grondslag van het vernietigde Huis te vreeland (naast resp. pag.6, 206 en 370). Daarbij schreef hij voluit: 'J. Schynvoet ad Vivum del. et fec'.

Noten
1 Jacobus Kok (oorspronkelijk verzameld door), Vaderlandse Woordenboek, 1785-1796; zie ook de andere biografische woordenboeken.
2 Schatkamer, 176: 'Maar, nu onlangs, te weeten den 26sten April, doet my ANDRIES SCHOEMAKER (...) een preasent van 12 seer fraaye Teekeningen van dit oude Koningsveld.(...) Onder die Teekeningen, nog door boven genoemde SCHOEMAKER vereerd, waaren, neven het Slot en de adbije van Egmond(...) ook de ruïnen van een Karhuyser klooster;'
3 Onder de naam Nederlandsche oudheden, bestaande in zestig verbeeldingen van Roeland Rochman en Jacobus Schijnvoet.
4 J. Craandijk, 'Langs de Vecht', in Wandelingen door Nederland met pen en potlood, 3e druk Utrecht, 126-128
5 Een groot deel van de gegevens over Roeland Roghman zijn ontleend aan: H.W.M. van der Wyck, De Kasteeltekeningen van Roelant Roghman, deel 1, 1989 en W.Th.Kloek, De Kasteeltekeningen van Roelant Roghman, deel 2, 1990
6 Arn. Houbraken, De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen, 3 delen, 1718-1721
7 Kloek, 77
8 Van der Wijck, 1-17, van de hand van dr. W.J. Niemeijer, waarvan deze paragraaf een verkorte weergave is.
9 Van der Wijck, 173 s.v. Roelant Roghman

inhoudsopgave